Terrein hoogte is een belangrijk onderwerp in de archeologie
Terreinhoogte in een archeologisch rapport
Een vast onderdeel van een archeologisch onderzoek is een terrein hoogte onderzoek. De eerste bewoners van Nederland hadden geen tegen water beschermde maatregelen zoals dijken. Als gevolg daarvan werden de verblijfplaatsen of huizen gebouwd in de hoger gelegen gebieden. Terreinhoogte (ten tijde van de desbetreffende archeologische periode) kan dus een belangrijke aanwijzing zijn voor de archeologisch vindkans. Nu voeren wij zelf als bedrijf geen archeologische onderzoeken uit en hebben wij geen informatie verzameld over de terreinhoogte in Nederland in voorliggende perioden. Wij gebruiken terreinhoogte in een ander kader.
Terreinhoogte en bestemmingsplannen
Archeologische onderzoekbureau's hebben voor heel Nederland vastgesteld wat de archeologische vindkans is. Gemeenten hebben dit verwerkt in bestemmingsplannen. In de meeste bestemmingsplannen wordt de vindkans weergegeven door aan een locatie een Archeologische Waarde toe te kennen. Afhankelijk van deze dubbelbestemming wordt dan in de regels een beperking opgelegd. Hoe hoger de vindkans hoe strikter de regels zijn ten aan zien van de locatie. Over het algemeen bevatten de regels een "drempel" oppervlakte en "drempel" diepte. Dat wil zeggen dat als de bodemverstoring beperkt blijft tot een in de regels opgenomen gebiedsoppervlakte en er niet dieper gegraven wordt dan in de in de regels opgenomen diepte er geen (aanvullende) archeologisch onderzoek nodig is. Bij het samenstellen van een project is het dus belangrijk dit op voorhand vast te stellen om later in de vergunningsprocedure geen vertraging op te lopen.
Terrein hoogte en archeologie in een project
Wij gaan er in dit voorbeeld vanuit dat de peilhoogte in het gebied de hoogte van de kruin van de meest nabij gelegen weg is. Deze peilhoogte is vaak gedefinieerd in het bestemmingsplan onder definities. Uiteindelijk leidt een project tot een gewenste eindsituatie. Deze eindsituatie kan bijvoorbeeld een bedrijfsgebouw zijn met een afgewerkt buitenterrein en groenaanplant. In de analyse wordt alles teruggerekend naar hoogten in relatie tot het peil. De vloer van de loods ligt bijvoorbeeld 20 cm boven Peil (dit om instromend water in het geval van hevige regen te voorkomen). Het buitenterrein loopt af en ligt bijvoorbeeld bij de inrit 2 cm boven peil. Het gebouw heeft een vloer van 20 cm dik beton welke gestort is op een puinbed van 40cm diep. De ringbalk waarop de staanders van de staalconstructie rusten is 100 cm hoog en 30 cm breed. Er wordt geheid met palen met een lengte van 12 meter en deze staan in een raster van 7,5 meter. Het buitenterrein wordt voorzien van en 10 cm dikke asfalt verharding en kent een puinbed van 30 cm. Waar ook naar gekeken moet worden is of dat de bodem van de bouwlocatie geschikt is om direct te bebouwen zogenaamd "bouwrijp" is. Indien de grond bijvoorbeeld nog een laag teelaarde (zwarte grond) bevat zal deze moeten worden verwijderd. De hoeveelheid verteerbare bodemdelen maken namelijk dat deze laag sterk inklinkt als de organische materialen in de laag in de loop der jaren verteren wat leidt tot terrein verzakkingen. Aan de hand van de definitie van peil en de gegevens van het project en de bodem is het dus mogelijk om uit te rekenen tot op welke diepte en waar er bodemverstoringen nodig zijn om het project uit te voeren.
Vaststellen terreinhoogte
Nu is het mogelijk de bouwlocatie in te meten met (GPS) meetapparatuur. In een voorbereiding van en project is dat vaak net een stap te ver. Nu zijn er van Nederland hoogte kaarten die ook wel bekend staan als Actueel Hoogtebestand Nederland afgekort AHN. Deze hoogte kaart is vanuit een vliegtuig opgemeten en meer informatie hierover vindt u hier. Het AHN3 bestand is gemeten in de periode 2014 tot en met 2019. In de toelichting op het bestand wordt aangegeven wanneer er per provincie gemeten is. Aan de hand van dit bestand kunnen we vastsellen wat de hoogte is van een gebied. Aan de hand van de in een GIS systeem verwerkte hoogtekaart en de gegevens van een project kunnen we uiteindelijk gaan rekenen in het kader van archeologie. De vraag die daarbij beantwoord wordt is: is er als gevolg van dit project een dusdanige bodemverstoring dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is?.
De waarden in de afbeelding zijn gemeten ten opzichte van NAP. De kruin van de weg ligt op +0,29 NAP De waarden van het terrein zijn naast de kruisjes opgenomen. Aan de hand van de project gegevens kan dus worden vastgesteld of dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De voorbeeldkaart is hier te downloaden.
Graafwerkzaamheden bouwwerk
Indien het project nader wordt geanalyseerd ontstaat er meer inzicht in bodemverstoringen als gevolg van het project.
Aan de buitenzijde van het project ligt een zone van 3.371 m2 grond welke ingericht wordt als groenzone. Hiertoe wordt 30 cm ontgraven en aangevuld met teelaarde. Vervolgens volgt een zone met 16.841 m2 welke gebruikt wordt als buitenterrein. Daarnaast wordt een gebouw met een voetafdruk gerealiseerd van 7.038 m2. De ringbalk wordt ondersteund door 28 heipalen van 25 bij 25 cm. De vloer van het gebouw wordt ondersteund door 128 heipalen. Op basis van het AHN wordt nu de gemiddelde hoogte bepaald in de de drie verschillende zones. De gemiddelde hoogten staan in de onderstaande tabel.
Peil |
+0,29 meter |
||||||||
rekentechnisch | gemiddeld | ||||||||
formule | benodigde | AHN3 | |||||||
benodigde hoogte | hoogte | gemeten | afgraven | oppervlakte | afvoeren | ||||
groen | peil -/- 30 cm | -0,010 | 0,129 | -0,139 | meter | 3.371 | m2 | -469 | m3 |
terrein *) | peil -/- 40 cm | -0,110 | 0,388 | -0,498 | meter | 16.841 | m2 | -8.382 | m3 |
gebouw | peil -/- 40 cm | -0,110 | -0,054 | -0,056 | meter | 7.038 | m2 | -394 | m3 |
totaal | 27.250 | m2 | -9.246 | m3 | |||||
*) nog niet gecorrigeerd voor afschot. |
Door het combineren van de AHN3 meetgegevens en de project gegevens is het vrij makkelijk vast te stellen hoe diep er gegraven moet worden en of dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Naast dat er gegraven wordt worden er 156 heipalen met een oppervlakte van 0,0625 m2 per stuk (dus totaal 9,75 m2) de grond in geslagen. In het vorengaande voorbeeld wordt er gemiddeld tot een diepte van 0,498 meter ten opzichte van de AHN3 kaart ten behoeve van de terreinaanleg gegraven. Dit is op de plek waar volgens de AHN3 het terrein het hoogst ligt. (Wij gaan er vanuit dat er een vrijstelling is van 0,4 meter voor het verstoren). Wij hebben in kaart gebracht over welk oppervlakte er meer dan de drempelhoogte wordt verstoord. Dit is waar het terrein -0,110 + 0,4 dus 0,29 of hoger ligt. In de onderstaande afbeelding worden deze gebieden weergegeven.
In de rode gebieden moet meer dan 0,4 meter worden afgegraven om het terrein op hoogte te brengen. De oppervlakten zijn in de afbeelding opgenomen. Het is ook handig een opname ter plaatse uit te voeren of een historisch onderzoek te doen. Mocht uit dit onderzoek blijken dat dit terreinverhogingen zijn ontstaan als gevolg van recentere grondbewerkingen dan kan dat er toe leiden dat een archeologisch onderzoek alsnog niet noodzakelijk is. De kans dat er in later opgebrachte grond archeologische resten aanwezig zijn is nihil. De kaart van het vorengaande voorbeeld is als bijlage hier opgenomen. De animatie van een historisch onderzoek is hieronder opgenomen.
Uit de animatie blijkt dat de terreinverhogingen pas na 2006 zijn aangebracht. De luchtfoto controle is alleen mogelijk voor de periode 2006 tot en met 2019. De controle kan ook plaatsvinden op basis van de meetgegevens van AHN1 en AHN2. AHN1 is gemeten in de periode 1997 tot en met 2004 en AHN2 is gemeten in de periode 2007 tot en met 2012. Aan de hand van AHN1 kan dus in theorie worden teruggekeken tot 1997.