Terreinhoogte in relatie tot waterhoogte
Peilhoogte
Nederland ligt voor een een groot deel onder zeeniveau. Door de aanleg van dijken en gemalen wordt voorkomen dat Nederland onder water loopt. Zonder deze voorzieningen waren grote delen van Nederland niet bewoonbaar en was het vastgoed op deze locaties waardeloos. De Hoogheemraadschappen en waterschapen houden Nederland droog. Water speel bij alle ruimtelijke ontwikkelingen een belangrijke rol. Alle waterschappen en of hoogheemraadschappen publiceren peilhoogte van gebieden in een peilbesluit. Deze peilhoogten worden vaak via kaarten weergegeven. In de onderstaande afbeelding wordt dit voor de onderzoeklocatie gedaan. (Deze onderzoeklocatie is ook beschreven onder hoogte en archeologie. Om dubbele teksten te voorkomen is het ook handig dit stukje te lezen).
De combinatie van de hoogte van een gebied en de peilhoogte van een gebied geeft een goed indicatie van de kans of dat er in het geval van ernstig wateroverlast een probleem ontstaat. In dit voorbeeld is het peil op basis van het bestemmingsplan vastgesteld als kruin van de weg en deze is op basis van het AHN3 bestand ingemeten op +0,29 NAP. Het peil van het water ligt op basis van het peilbesluit op -0,43 NAP. Er is dus een hoogteverschil tussen beide van 72 cm.
Waterberging
Indien als gevolg van een ontwikkeling de verharding toeneemt infiltreert het water niet meer in de bodem maar spoel direct naar de sloot. De sloot krijgt als gevolg hiervan een piek na een zware bui. Om dit te bufferen moet er vervangend water, ook wel een waterberging genoemd, worden aangelegd. Dit mag in het algemeen in het gehele peilgebied worden aangelegd. Over het algemeen wordt de berging gerealiseerd door een bestaande sloot te verbreden of een stukje land af te graven en te koppelen aan ander oppervlakte water.
Infiltratiebekken
Indien er sprake is relatief hoog gelegen grond is er ook een andere oplossing mogelijk. Hoger gelegen gronden zijn gevoelig voor verdroging. Het is dus belangrijk om het water in een dergelijk gebied vast te houden en langzaam naar het grondwater te laten zakken. Dit kan door een infiltratiebekken aan te leggen en het dakhemelwater en of terreinwater op dit bekken te lozen. In het bekken zakt het dan langzaam in de grond en verhoogt het grondwaterpeil in de omgeving. Hiermee wordt voorkomen dat het via sloten snel naar het gemaal loopt en weggepompt wordt uit het gebied.